Mol, 1535. Op de gemene vroente van het dorp (grond die gemeenschappelijk gebruikt en beheerd werd) stond een huis dat er niet hoorde te staan. Eigenaar Jan Boeys had weliswaar al ruim een jaar eerder aan rentmeester Hendrik Vos beloofd het huis opnieuw af te breken, maar was die belofte nooit nagekomen. De dorpelingen kloegen.

Toen Jan Gaus als nieuwe rentmeester was aangesteld, ging hij Boeys opnieuw melden dat hij het huis binnen de zes dagen moest afbreken. Een poging tot omkoping scheepte Gaus af, wat hem op een scheldtirade kwam te staan. Nog steeds weigerde Boeys het huis af te breken, wat de rentmeester ertoe aanzette een proces op te starten. Schout en schepenen hoorden beide partijen apart in herberg De Zwaan. In de keuken, waar Jan en zijn vrouw wat zaten te eten en te drinken, kwam het tot een verbale aanvaring. Later die dag, nadat de rentmeester ook in herberg De Ploeg nog een vergadering had bijgewoond, werd de zitting hernomen. Ongevraagd kwamen Jan Boeys en zijn vrouw de vergaderzaal binnen en voeren uit tegen Gaus. Boeys had een knuppel vast. Jan Gaus vreesde dat hij daarmee letterlijk op zijn kop zou krijgen en wist de knuppel af te nemen, waarop Jan Boeys onmiddellijk zijn mes trok. De rentmeester, verschrikt achteruitdeinzend tot bij het portaal, trok zijn eigen mes, maar Jan Boeys bleef op hem afkomen. Nadien wist Gaus niet meer precies te vertellen hoe zijn mes in de borst van Boeys was beland. Had hij gestoken of was Jan min of meer tegen zijn uitgestoken mes gelopen?

Een dag later, na de biecht en de laatste sacramenten, was Jan aan zijn verwonding overleden. Ter gelegenheid van Goede Vrijdag van het jaar 1536 verkreeg de Molse rentmeester gratie voor de doodslag.

Om meer informatie te krijgen over het verhaal van Jan Gaus, ga naar de website van het Algemeen Rijksarchief (gratis account vereist).

De transcriptie van deze brief werd gemaakt door vrijwilliger Els Lenaerts, waarvoor dank!

Deel dit bericht