De gratiebrief die in februari 1520 aan Janneke Sbollens uit Antwerpen werd verleend, vertelt een dramatisch verhaal. Janneke trouwde in augustus 1519 met ene Jan Ysewyns, maar was toen al zwanger van een jonge koopman.
Drie maanden later, na een vermoeiende middag wassen en schrobben, kreeg ze ’s nachts plots hevige pijn en “groite camerganck”. Aan haar man vertelde ze dat haar bij het persen iets ‘ontgaan’ was. Toen de buren een geschreeuw uit het toilet hoorden komen, lieten ze ijlings een metser komen om de pijp open te breken. Onder het licht van kaarsen probeerden ze het pasgeboren kind uit zijn benarde situatie te redden. Met succes, het kind overleefde.
Op last van de schout werd Janneke in het kraambed bewaakt, zodat ze vervolgd kon worden. Maar met een list wist ze te ontsnappen. Vanuit haar schuilplaats vroeg ze om gratie. In haar verzoek benadrukte Janneke dat ze het kind niet opzettelijk in het toilet had laten vallen. Het kind was wel degelijk gewenst. Had ze niet kinderdoeken en andere benodigdheden in gereedheid gebracht voor de geboorte? Het kind was ruimschoots te vroeg geboren. Janneke had gedacht dat ze nog ruim de tijd had om een vroedvrouw te raadplegen. De baby was ook niet gestorven en had aan zijn dramatische geboorte zelfs geen letsel overgehouden. De argumenten overtuigden de Brabantse raadsheren: Janneke verkreeg gratie.
Meer informatie over de geschiedenis van Janneke Sbollens vindt u op de website van het Algemeen Rijksarchief (gratis account vereist).