Deze gratiebrief voor vier Brabanders uit de omgeving van Turnhout vertelt een liefdesverhaal.
Toen Jacob Thierans in de herberg van Jan Vekemans in Oud-Turnhout logeerde, kreeg hij een oogje op Digne, de dochter van Jan. Hij had het stevig te pakken, want na thuiskomst probeerde hij via via te informeren of hij “waere in gracie vanden vader ende moeder”. Van de moeder mocht Jacob haar dochter komen opzoeken, maar klaarblijkelijk moest dat toch in het geniep gebeuren. Jacob en zijn maat arriveerden ruimschoots te vroeg in Oud-Turnhout en verborgen zich op vraag van de moeder in een nabijgelegen schuur. Pas toen iedereen naar bed was, werden ze binnengelaten. De wijn die Jacob in zijn knapzak had meegebracht, werd gekruid en opgewarmd. Ze hadden samen een gezellige avond.
Maar Jacob wilde meer en vroeg aan Digne of er geen locatie was waar ze meermaals per week stiekem konden afspreken, zonder het waakzame oog van haar moeder. Daar wist Digne wel wat op en er volgden meer heimelijke bezoekjes, waarbij Jacob de mogelijkheid van een huwelijk met Digne aftastte. Digne stelde voor dat Jan twee mannen naar haar vader zou sturen, maar dat durfde Jan niet uit schaamte voor zijn armoedige toestand en uit vrees voor spot. Liever wilde hij dat Digne met hem meeging, maar dat wilde zij dan weer niet. Er was ook nog een goed bemiddelde ‘gezel’ in haar geïnteresseerd, en dat kon voor problemen zorgen op het thuisfront. Goed dan, Jacob zou twee mannen naar haar vader sturen. Eens thuis krabbelde hij toch nog terug. In de plaats stuurde hij een brief en een suikerbrood.
De gratiebrief blijft (bewust?) vaag over het vervolg. Kon Jacob zich niet meer bedwingen? Ondervond hij druk van potentiële kapers op de kust? In ieder geval gooide hij het over een andere boeg. Op de donderdag voor vastenavond ging hij samen met Wynant vanden Bossche, Jan Baten en Merck Nijts naar de herberg. Samen met zijn kompanen ‘schaakte’ hij Digne, zette haar op een wagen en vertrok met haar noordwaarts. Toen Digne hem duidelijk maakte dat haar vader en moeder hem met de arm der wet zouden achternakomen, werd Jacob ongerust. Hij liet Digne achter bij de meier van Helvoirt, “zonder gevioleert oft ennichsins misdaen te zyne”. Digne was niet rancuneus, maar gaf volgens Jacob aan dat ze hem de tijd zou geven om het te blijven proberen. Ze zou op hem wachten. Er werd geen klacht ingediend tegen Jacob.
Zes weken na het voorval echter werd Jan Baten, een van Jakobs kompanen, in Weelde gearresteerd door de schoutsdienaars van Turnhout voor zijn aandeel in de schaking. Onterecht, zo vond een groep vrouwen, en ze bevrijdden Jan. Daarop besloten ook de andere betrokken de benen te nemen. Ze vroegen gratie voor de schaking. Die werd hun verleend in juli 1505.
De transcriptie van deze brief werd gemaakt door vrijwilliger Els Lenaerts, waarvoor dank!